Paarden zijn warmbloedige dieren met een normale lichaamstemperatuur tussen de 37,4 graden Celsius en de 38 graden Celsius. De comfortzone van een paard bevindt zich tussen de -5 gr. en de +15 gr. In de zomermaanden kan een paard zowel in de weide of paddock in de zon alsook tijdens arbeid (veel) te warm worden. Dit kan leiden tot zogenaamde ‘hittestress’ en zelfs tot het zogenaamde uitputtingssyndroom.
Door het verdampen van zweet is een paard hoofdzakelijk in staat om af te koelen. 80% van de energie van spierarbeid wordt geproduceerd in de vorm van warmte. Deze warmte moet afgevoerd worden om oververhitting te voorkomen.
Bloed transporteert deze warmte naar de huid en longen waar het afgevoerd kan worden. 70% van deze warmte wordt afgevoerd door het verdampen van warmte. De rest wordt via de longen afgevoerd tijdens het in en uitademen.
Paarden kunnen tot wel 15 liter zweet per uur produceren tijdens intensieve inspanning en zo zelfs 60 liter per dag verliezen. Dit resulteert in verminderde prestaties en vertraagd herstel.